Interview met Anton Scheepstra

Janine R. Mooij liep het afgelopen half jaar stage bij Uitgeverij Passage. Die periode sluit ze vandaag af met dit interview.


Over Uitgeverij Passage
In plaats van een informatief stukje over Uitgeverij Passage van het internet te plukken en te parafraseren, leek het mij interessanter om Anton Scheepstra, de man achter Uitgeverij Passage, te interviewen. Dit interview vond plaats op de ochtend van 11 juni jl. Zijn antwoorden op mijn vragen heb ik hieronder uitgewerkt, voornamelijk geparafraseerd, aangevuld met hier en daar een citaat.

Wat heb je waar gestudeerd en waarom?
In de jaren ’80 studeerde Anton Nederlands in Groningen. Deze studiekeuze kwam voort uit een liefde voor literatuur, schrijvers. Tijdens zijn studie is hij zich gaan interesseren voor het boek als product en las daarom veel over vormgeving, typografie, drukken en uiteindelijk ook de werking van het boekenvak.

Ben je daarna meteen uitgever geworden?
Ten tijde van zijn afstuderen was er geen uitzicht op betaald werk en dus werd Anton vrijwilliger bij Stichting Uitgeverij Xeno; zijn eerste stap in de uitgeverswereld. Na daar een jaar werkzaam te zijn geweest, kreeg Anton een baan op de Laboratoriumschool te Leeuwarden aangeboden. Hoewel hij het werk als docent met plezier deed, leek het hem al gauw geen baan voor de rest van zijn leven; het boekenvak bleef zijn interesse houden.
Het idee van een eigen uitgeverij ontstond bij Stichting Uitgeverij Xeno, waar Anton als bestuurslid en later zelfs als voorzitter nog altijd deel van uitmaakte. Hij merkte daar dat er in Groningen veel gebeurt en dat er veel mensen bezig zijn met iets waar je een boek van zou kunnen maken. Samen met een paar andere vrijwilligers wilde hij dan ook Xeno professioneler aanpakken, dan wel zelf een professionelere uitgeverij beginnen. Tegelijkertijd werd duidelijk dat hij het komende jaar minder uren zou kunnen werken bij de Laboratoriumschool.
Anton liet er geen gras over groeien en volgde een cursus Begin je eigen bedrijf bij de Kamer van Koophandel. Op de laatste dag moesten alle deelnemers een bedrijfsplan presenteren aan mensen die dergelijke plannen normaalgesproken keuren; ‘Al die businessplannen die gemaakt werden, ja, die werden afgebrand. Op één na: die van mij.’ Die bevestiging was voor Anton het laatste zetje in de rug.
Hij nam ontslag voor de uren bij de Laboratoriumschool die hij het jaar daarop hoogstwaarschijnlijk zou moeten inleveren, zodat hij de vrijgekomen tijd kon besteden aan de uitgeverij. Dit werd een eenmansbedrijf, want de andere vrijwilligers van Xeno deinsden terug voor de onzekerheid; ‘’t Kwam erop neer dat ik toen in m’n eentje ben begonnen, met twee boeken, en nu is het 27 jaar later.’

Hoe ben je je uitgeverij daadwerkelijk begonnen en wat was het eerste boek dat je uitgaf?
Antons uitgeverij begon low-profile, vanuit zijn eigen huis. Hij was nog altijd bestuurslid bij Stichting Uitgeverij Xeno en daar kwam iemand binnenwandelen met het manuscript voor een kroegenboek over Groningen. Deze persoon vond geen gehoor bij Xeno, maar Anton dacht: ‘Hee! Dat is een goed boek om mee te beginnen!’ Het bleek een succes, want in de loop der jaren heeft hij er 10.000 exemplaren van verkocht.
Hoewel hij in eerste instantie uitging van non-fictie, betrof het tweede boek van Uitgeverij Passage een roman van Alex Bosboom. Dit verkocht wat minder; Anton merkte dat literatuur een wat moeilijker genre zou zijn dan non-fictie. Desalniettemin was dat voor hem geen reden om in het vervolg van fictie af te zien.

Vanwaar de naam ‘Passage’?
Toen Anton zijn uitgeverij wilde registreren, bleek aan de balie dat de naam die hij oorspronkelijk in gedachten had reeds in gebruik was; zijn bedrijf werd voorlopig geregistreerd als Uitgeverij Scheepstra.
Op weg naar huis bedacht hij zich dat hij nog wat ontwikkelde foto’s van een trip naar Brussel moest ophalen. Eenmaal thuis, bij het bekijken van die foto’s, verwonderde hij zich wederom over de mooie passages aldaar… ‘Passage!’ Anton kon weer terug naar de balie.

Hoe heb je je weg vervolgd?
Anton had als doel ‘boeken die wel uit Groningen komen toch een landelijk platform bieden’; ‘ik heb een landelijke uitgeverij, die toevallig in Groningen zit.’ Met die reden heeft hij zich dan ook meteen aangesloten bij diverse landelijke organisaties, zoals het Centraal Boekhuis.
Hij had reeds gemerkt dat allerlei mensen in Groningen literair actief zijn en toen hij naar buiten kwam met zijn plannen voor een uitgeverij voor ‘goeie non-fictie en literatuur als dat kan,’ kwamen deze mensen als vanzelf op hem af. Hij sprong klaarblijkelijk in het gat dat er aan de aanbodzijde bestond.
In andere gevallen stapte Anton zelf op auteurs toe, onder andere op Meindert Talma. In een interview gaf deze muzikant te kennen graag nog eens een boek te publiceren, waarop Anton hem een brief stuurde om hem te laten weten dat hij dat boek te zijner tijd graag zou uitgeven. Inmiddels heeft Uitgeverij Passage vier boeken van Talma in het fonds.
Eveneens belangrijk voor de positie van Antons uitgeverij was het project Schrijver & caravan; twee auteurs kwamen met het idee om een caravan te verhuren aan auteurs tegen betaling van één A4’tje per nacht en daar een tijdschrift bij te maken. Veel toen nog beginnende auteurs namen plaats in de caravan: ‘Ronald Giphart, Tommy Wieringa, die hele generatie.’ Schrijver & caravan kon op een ‘enorme publiciteit’ rekenen; ze waren te gast in radioprogramma’s, stonden op de voorpagina van de Volkskrant, reisden langs verschillende festivals en stonden op het podium in de Stadsschouwburg. De naam Passage viel daardoor uiteraard ook op.
Het tijdschrift heeft slechts 6 nummers gekend. De redactie, die als grap was begonnen, was niet voorbereid op zoveel succes; men hield ‘hilarische vergaderingen’, maar was helaas minder bedreven in de logische aanpak van het project. Voor het tijdschrift mocht iedereen teksten insturen en dat gebeurde ook, ‘massaal.’ Schrijver & caravan groeide de initiatiefnemers helaas boven het hoofd.
Het verhaal maakt bij Anton veel anekdotes en een brede lach los. ‘’t Is gewoon wel legendarisch geweest; mensen hebben het er nog steeds over. ’t Was knettergek. […] Kortom: ’t was een puinhoop, maar ’t was wel legendarisch. Alleen vanwege die puinhoop is het dus een beetje misgegaan.’

Hoe steekt je bedrijf in elkaar? Jij bent de baas en dan…? Hoe zit het met redactrice Roos en je vormgevers?
In principe zijn alle mensen die voor Anton werken – redactrice, vormgevers, fotografen, tekenaars – zzp’ers en bekijkt hij per project/boek wie van hen een bepaalde taak het beste tot uitvoering kan brengen. Daarnaast doet Anton een hoop werk ook zelf. In dat opzicht is hij zijn enige ‘vaste werknemer’.
Redactrice Roos is ‘vast in dienst’ in de zin dat zij de enige is die het redactiewerk voor haar rekening neemt. Ze doet dat op freelancebasis. Alleen de regiovertegenwoordiger en de landelijke vertegenwoordiger krijgen maandelijks betaald. 

Hoe zou je Uitgeverij Passage omschrijven? Waar sta je voor? Je zei net al iets over boeken uit Groningen een landelijk platform geven…
‘Een landelijke uitgeverij die uit Groningen komt, dat ben ik nog steeds.’ Anton geeft, ondanks de verkoop die moeilijker bleek, behoorlijk veel literatuur uit en tot zijn eigen verbazing zelfs poëzie, een nog moeilijker genre dan literatuur. Het derde boek dat hij uitgaf was een bundel van het drietal performancedichters Triade, waarvan hij uiteindelijk alle 1.000 exemplaren, het laatste deel tegen gereduceerd tarief, wist te verkopen. (Dit is het punt waarop Anton en ik constateren dat zijn eerste drie boeken een weerslag vormen van wat Uitgeverij Passage aanbiedt; non-fictie, literatuur en poëzie.)
Anton noemt zijn uitgeverij ‘eigenzinnig’. Hij zoekt graag contact met auteurs die niet mainstream zijn, maar op hun eigen manier bezig en grote waardering ontvangen van journalisten en medeschrijvers. Het publiek is vaak wat lastiger. Hij geeft de wat moeilijkere schrijvers uit; ‘Zeker bij schrijvers kijk ik veel meer naar een eigen geluid dat ze hebben dan van is dat nou volgens bepaalde normen goeie literatuur ofzo; die normen geloof ik niet zo in. Ik vind het belangrijkst dat iemand een eigen stem heeft. Dan is het goeie literatuur.’
Zijn visie met betrekking tot non-fictie ligt in het verlengde daarvan. Dat genre is bij Uitgeverij Passage wat breder, omdat het voornamelijk afhankelijk is van het aanbod, van waar men zoal mee bezig is. Anton noemt het recent uitgekomen boek Tiemen: melkboer van ’t Hogeland als voorbeeld: het gaat over een Gronings onderwerp, te weten de vader van de schrijfster, die melkboer was in Middelstum, maar het is landelijk uitgezet, als de geschiedenis van de melkboer.

Waar ben je het meest trots op als het aankomt op je werk als uitgever?
Anton is trots op wat hij heeft opgezet, op zijn werk als uitgever als geheel, op de afgelopen 27 jaar dat het hem met Uitgeverij Passage is gelukt. Het 25-jarig bestaan van zijn uitgeverij was het moment waarop hij dacht: ‘wat er nu ook gebeurt, ookal had ik een maand daarna niet meer bestaan of was ik failliet ofzo, dan nog: ik heb dat 25 jaar gedaan, en nu al 27 jaar, dus waar hebben we het over?’
Hij zou met geen mogelijkheid kunnen zeggen welk boek hem het meest trots maakt, want ieder boekt gaat gepaard met een eigen verhaal, het ene klein en het andere groot. Anton stelt zich ten doel iedere auteur en ieder boek waar mogelijk en zo goed mogelijk te ondersteunen middels persoonlijk contact, het uitwisselen van ideeën en het plannen van toepasselijke boekpresentaties. Ook dit onderwerp roept bij hem weer meerdere anekdotes op, waaruit het enthousiasme en het hart voor zijn werk blijkt.
Naast de jarenlange prestaties van zijn uitgeverij is Anton trots op het literaire klimaat dat in Groningen is ontstaan, mede doordat hij zijn uitgeverij begon. Er ontstond een Groningse scene; steeds meer mensen stapten naar buiten onder het mom van: ‘Wij schrijven ook!’ Anton is tevens betrokken geweest bij het ontstaan van literaire festivals als Dichters in de Prinsentuin en de Poëziemarathon. ‘Dat was er allemaal niet. Je had Jean Pierre Rawie en Driek van Wissen; dat was het literair klimaat in Groningen.’

Heb je ook dieptepunten gekend? Welke?
Het grootste dieptepunt viel voor Anton enkele jaren geleden, toen boekwinkel Polare failliet ging. Het Groningse filiaal van Polare was, vanaf de tijd dat het nog Scholtens-Wristers heette, zijn grootste klant en heeft hem ontzettend geholpen, onder andere door zijn boeken altijd op voorraad te houden. Met het verdwijnen van die winkel verdween ook een groot deel van zijn omzet. Daarnaast verloor hij daadwerkelijk geld, want een deel van de boeken die er opgeslagen lagen waren nog niet en werden niet meer betaald.
Het werd volgens Anton echter pas echt een drama, omdat de media erop insprongen met de vraag of men überhaupt nog boeken las, of boeken inmiddels niet passé waren. ‘Dat is helemaal niet waar gebleken.’
In die periode dacht hij: ‘wat nu?’, maar gelukkig ontstond in samenwerking met Vera, Eurosonic Noorderlslag, Elpee Groningen en Excelsior Records het idee voor een pop-up store. Voor Anton was het een opluchting; dit werkte weer, zo kwam hij vooruit. Later ging hij met Vera en Elpee Groningen om tafel zitten om het te hebben over een winkeltje in een container op Noorderzon. Het plan van de drie viel in goede aarde en zij hebben dit twee jaar lang gedaan. Daarbij merkte Anton dat veel jonge mensen de relatief dure vinylplaten kochten, ondanks het bestaan van diensten als Spotify, ‘dus die boeken blijven ook wel.’

Wat vind je het leukst of mooist aan je vak?
Daar hoeft Anton niet lang over na te denken: ‘de afwisseling […] zowel in het soort boeken, maar ook in het soort werk.’ Het ene moment is hij ‘hoog intellectueel’ bezig, het andere moment loopt hij pakketjes in te pakken.  

En wat zijn dan de mindere kanten van je werk?
Het blijft even stil. ‘Dat ik, denk ik, dat ik wel meer dingen wil als mensen met wie ik samenwerk willen.’ Anton heeft veel plannen en is ondernemend, maar merkt dat anderen niet voldoende bereid zijn mee te werken en/of dat zij later klagen. Als voorbeeld noemt hij een beurs in Groningen voor kleine, zelfstandige uitgevers, waar hij na een paar edities mee is gestopt omdat hij op weinig medewerking en veel gezeur kon rekenen.
De nieuwe flyer Groningen Boekenstad is een nieuwe poging tot samenwerking. (Hier merk ik op dat hij dit tijdens de presentatie ook had gezegd; Anton hoopte dat men vaker kon samenkomen om, net als op dat moment, met elkaar in gesprek te gaan.) Het streven is dan ook om in het najaar een tweede soortgelijke borrel te organiseren.

Wat is een leuk verhaal over Uitgeverij Passage dat je graag vertelt of dat tekenend is voor de uitgeverij?
Elk van zijn boeken gaat voor Anton gepaard met een leuk verhaal. Hij was erg ‘gecharmeerd’ van PSSG, het jubileumboek dat alle mensen van Uitgeverij Passage voor hem maakten en dat hij pas te zien kreeg tijdens de presentatie.
De raarste presentatie die hij ooit heeft meegemaakt was die van De doos van Passage, een doos met tien dichtbundels van verschillende dichters. Vanwege de vele betrokkenen was het tevens zijn grootste presentatie ooit en kon daarvoor de foyer van de Oosterpoort worden afgehuurd. Eén van de dichters, Daniël Dee, was die dag halverwege de reis naar Groningen overvallen door reisangst en in Zwolle uitgestapt, waarop Anton hem weer de trein in heeft moeten praten. Ondertussen maakte Willem-Jan van Wijk, een andere dichter uit De doos van Passage, zich zorgen om zijn vrouw, met wie hij geen contact kon krijgen. Hij vertrouwde het niet en is huiswaarts gekeerd, waar hij haar dood aantrof. Voor Anton was de boekpresentatie dubbel, een combinatie van feest en slecht nieuws. De laatste mensen van die avond heeft hij uiteindelijk bij hem thuis uitgenodigd voor wat te drinken, waarbij er door sommigen pizza werd gehaald.
Eerder, toen Simon Vinkenoog overleed, kreeg Anton eveneens veel over zich heen, want Vinkenoog was ‘meer bekende Nederlander dan dichter’ en Anton was de laatste 10 jaar zijn uitgever.

Wat hoop je nog te bereiken met Uitgeverij Passage?
‘Een onverbiddelijke grote hit, natuurlijk.’ Echter, Anton hoopt hoofdzakelijk zijn werk als uitgever nog lang te kunnen volhouden.

Je bent al 27 jaar uitgever. Wil je er nog 27 jaar achteraan plakken?
‘Als het aan mij ligt wel.’ Anton vindt zijn werk nog altijd leuk en hij is er ‘klaarblijkelijk’ goed in. Het is zijn leven en daarmee is hij een voorbeeld van het idee dat wie van zijn hobby zijn werk maakt hoeft geen dag te werken. Wanneer men hem vraagt hoeveel uur hij per week werkt, kan hij daar geen antwoord op geven; ‘wat is werk?’
Misschien dat hij zijn uitgeverij, wanneer hij wat ouder wordt, op een lager pitje moet zetten, maar Anton kan zich niet voorstellen dat hij dit ‘werk’ niet meer zou doen.



1 opmerking: