Het grootse bos van de provincie Groningen is de stad Groningen, beweert Louis Stiller in een uitgebreid artikel dat hij afgelopen weekend met het Dagblad van het Noorden had. Aanleiding is dat Stiller werkt aan het Grote Groninger Bomenboek (in 2025 te verschijnen bij Uitgeverij Passage) en daarom op zoek is naar nog meer verhalen over bomen in de stad Groningen. Wat is je lievelingsboom? Waar heb je speciale herinneringen aan? Mail hem je suggestie gerust: lstiller@xs4all.nl
De tekst van het artikel in het Dagblad van het Noorden:
Het grootste bos van Groningen? De stad!
TEKST EN FOTO’S LOUIS
STILLER
Meer dan 200.000 bomen staan er in de stad Groningen: voor elke
inwoner een eigen boom. Tezamen vormen ze volgens Louis Stiller het Grote
Groninger Stadsbos. Over dat bos schrijft Stiller een boek, en zoekt naar meer
verhalen. „250 jaar oud: als zo’n boom kon praten!”
‘In de vloeivelden hier
vlakbij moet een heel bijzondere vijgenboom staan”, zegt Chantalla Pleijter en
wijst in de verte. Als kunstenaar werkt ze vanuit een atelier op de Campagne op
het vroegere Suikerunieterrein in Groningen. Brede armgebaren wijzen in de
richting waar de boom moet staan.
Even later speur ik rond, al fietsend op
het hobbelige pad rond de voormalige vloeivelden, op zoek naar de legendarische
vijgenboom. Vrachtwagengegrom klinkt uit de verte. Hier wordt een nieuwe
woonwijk gebouwd met meer dan drieduizend woningen.
Maar nu is het nog
halfwild gebied vol nieuwe natuur met snelgroeiende pioniersbomen als vlier,
wilg, els en meidoorn. Geen mens te zien. Alleen af en toe boemelt een zeegroen
Arrivatreintje voorbij. Maar waar is die legendarische vijgenboom?
‘Welkom in
de grote stad / Loop in de maat / Of je wordt hier vertrapt’, zingt hiphopper
Wadaap in het nummer De stad , te vinden op het album Planeet van de Aap . Om te
vervolgen met ‘Rare aap / Al je bomen gekapt’. Wanneer ik Richard de Bruin
(zoals Wadaap in werkelijkheid heet) tegenkom, vraag ik hem naar die regel ‘al
je bomen gekapt’. Hoezo?
Lachend vertelt Richard dat dit zijn eerste
indrukken van de stad waren, toen hij van een klein dorp op het Hogeland
verhuisde naar Stad. ‘Ik was zo gewend aan de weidsheid van het Hogeland, al dat
groen om je heen. Toen ik in de Korrewegbuurt kwam wonen was het eerste wat ik
dacht: waar zijn de bomen?’
Toch zijn ze er wel degelijk, die bomen, en zeker
ook in de Korrewegwijk. Alleen al de meer dan honderd Hollandse lindes die rond
de Korreweg zelf staan. Of de Japanse sierkers in de dwarsstraat J.C.
Kapteynlaan die elk voorjaar drommen fotograferende bezoekers trekken.
Noorse
esdoorns in de Padangstraat. Lijsterbes, Spaanse aken, steeneiken en haagbeuken
op het Deliplein en bij het voormalige Noorderbad. Kastanjes, krimlindes,
meidoorns, pluimiepen, watercypressen en zelfs een zeldzame zwarte tupeloboom op
het Floresplein. Alleen al in de wijk waar Richard de Bruin Welkom in de grote
stad schreef, vind je een grotere variëteit aan bomen dan op het
platteland.
VEEL MEER BOOMSOORTEN IN DE STAD
Dat weet ook schrijver en
bioloog Koos Dijksterhuis die bijna 40 jaar in Stad woonde voor hij onlangs naar
de rand van Paterswolde verhuisde. „Al onze bossen zijn natuurlijk aangelegd –
een uitzondering daargelaten – en dat betekent dat het van oorsprong vaak
productiebossen zijn met een paar dominante soorten. In de stad staan veel meer
soorten.”
Hoeveel bomen de stad Groningen herbergt is lastig te schatten,
maar de gemeente onderhoudt meer dan 140.000 solitaire bomen. Hoeveel er in
particuliere tuinen, hofjes en parkjes staan is veel moeilijker te tellen, maar
volgens grove schattingen zijn dit er meer dan 50.000. En dat betekent dat er
bijna evenveel bomen in Groningen zijn als inwoners.
‘Er zijn weinig mensen
die zich dat realiseren’, zegt Bert Plaat van de Bomenstichting, een landelijke
organisatie van bomenliefhebbers en -beschermers die onder andere een databank
van zogenoemde Monumentale Bomen bijhoudt. „Maar als je er eenmaal op gaat
letten, dan zie je pas hoe boomrijk Groningen is.”
Plaat staat met een
groepje bomenliefhebbers bij wat recentelijk de bekendste bomen van Groningen
zijn: de honingbomen en valse christusdoorns op de Grote Markt. Hij geeft het
woord aan Henk Langeveld, senior adviseur Stedelijk Groen en bomen van de
gemeente Groningen. Die legt uit wat voor constructie er onder de grond is
aangelegd om deze bomen in de komende jaren te laten uitgroeien tot een
volwaardig Grote Markt-bosje.
ONDERZOEKSUREN
Ingenieuze kunststof
kratjes met daarop een speciaal grondmengsel moeten overtollig regenwater laten
wegvloeien en tegelijkertijd vasthouden om extreem natte en droge periodes te
kunnen overleven. Bovendien geven ze de bomen de mogelijkheid om dieper te
wortelen, waardoor ze het plaveisel niet omhoog zullen drukken. „Hieraan zijn
heel wat onderzoeksuren besteed”, zegt Langeveld.
Het is warm, op deze
zaterdag, erg warm en een fietser heeft zijn ultralichte racefiets tegen de stam
van een honingboom geparkeerd, ijsje in de hand. Wat voor boom dit is, weet hij
niet, zegt hij, maar hij is er blij mee – en zijn fiets ook. „Lekker, die
schaduw.”
Vrijwel iedereen die hier neerstrijkt op de randen van de
nieuwe windroos vindt het heerlijk en prachtig, dit minibosje op de Grote Markt.
Schaduw en koelte, zo midden op dit ‘hitteplein’. Een paar mensen opperen dat
het wel wat meer mag zijn. „Van mij mogen ze de hele markt vol zetten”, zegt een
vrouw met twee zware boodschappentassen.
Dat is ook de gedachte van
Marinel Pleij en Marije Visser, bestuursleden van stichting Boomwachters
Groningen, met wie ik een paar dagen later dezelfde plek bezoek. „Het is een
mooi begin, maar wat ons betreft mogen er nog wel wat bij. Het is nog steeds
veel steen”, zegt Pleij. „We hebben er ook lang op aangedrongen dat er bomen op
de Grote Markt moesten komen. Veel beter, voor iedereen: voor de mensen, voor de
stad, voor de bomen en voor de dieren.”
JAPANSE NOTENBOOM IN
MOOTJES
Veel minder te spreken zijn de twee over wat er op een steenworp
afstand gebeurt: de nieuwbouw van kunstclub Vrijdag in de St. Jansstraat. Op de
vroegere binnenplaats van de muziekschool stond een bijna 65 jaar jonge,
kerngezonde, monumentale en beeldbepalende Japanse notenboom (Gingko biloba ).
Maar die kon niet worden behouden volgens de gemeente.
„Natuurlijk kan zo’n
boom daar gewoon blijven staan”, zegt Visser aangedaan. „Het vraagt alleen wat
meer omnatuurinclusief te bouwen zoals ook in het college-akkoord staat. Dat
kost geld. En daar gaat het vaak om.”
Bewonersverenigingen, Bond Heemschut,
de Boomwachters en de Bomenridders hadden aanvankelijk succes met hun actie voor
het behoud van de notenboom. In december 2023 werd de boom alsnog „in mootjes
gehakt” – terwijl er nog gerechtelijke procedures liepen. „Te triest voor
woorden”, zegt Pleij.
Ook Henk Langeveld, senior adviseur Stedelijk Groen en
bomen van de gemeente Groningen heeft nog steeds „pijn in het hart” door het
verlies van de notenboom. „Soms win je een strijd, soms verlies je”, zegt
hij.
Ter compensatie neemt hij me mee naar de universitaire binnentuin tussen
de Grote Kruisstraat en de Grote Rozenstraat, waar een 130 jaar oude Japanse
notenboom staat: een prachtexemplaar met drie stammen, met het beroemde
waaiervormige gingkoblad. „Het is eigenlijk een naaldboom”, zegt Langeveld. „Dat
zie je aan het blad.”
MAJESTUEUZE TREURBEUK
Helemaal trots is
Langeveld op een andere boom in deze binnentuin: een treurbeuk van zeker 150
jaar oud, wiens monumentale takken bijna tot de grond reiken. „Hier heeft hij
zijn eigen ecosysteem opgebouwd”, zegt Langeveld. „Je ziet ook geen andere bomen
of gewassen in zijn schaduw staan.”
De reden waarom Langeveld de majestueuze
treurbeuk laat zien is de dubbele glazen wand aan de kant van de Nieuwe Kijk In
’t Jatstraat, aan de noordoostzijde. Daar werd rond 2000 het Muntinggebouw
neergezet, bedoeld voor de lerarenopleiding van de faculteit Gedrags- en
Maatschappijwetenschappen. In de aanvankelijke plannen zou het gebouw over de
gehele lengte van het blok worden gebouwd, ten koste van de treurbeuk. Maar in
overleg tussen de gemeente, omwonenden en de universiteit werd besloten de oude
boom volwaardig te laten groeien. Vandaar de glazen ‘gang’ waar nu dagelijks
studenten en docenten doorheen lopen.
„Ik groet hem elke keer als ik hier
langsfiets”, zegt Langeveld. Zo’n aanpassing op het bouwplan vanwege een –
monumentale – boom is niet heel uitzonderlijk, zegt hij. „Alle nieuw- en
verbouwaanvragen en andere infrastructurele plannen komen eerst bij onze
afdeling terecht. Wij kijken eerst naar de gevolgen die zulke plannen hebben
voor het openbaar groen en vooral natuurlijk voor de bomen.”
Als voorbeeld
noemt hij een monumentale vleugelnoot in het Noorderplantsoen waar een kabelgoot
moest komen. „Prima, maar niet onder de stoep, want daar zitten de wortels.”
Uiteindelijk kwamen de kabels met een bochtje onder het wegdek terecht. „Zo kan
de boom overleven”, zegt Langeveld.
Over vrijwel alle bomen zijn verhalen
te vertellen, zo bewijzen de gesprekken met Dijksterhuis, Langeveld, Plaat,
Pleij en Visser. Verhalen over verlies en vreugde, over belangrijke persoonlijke
en historische gebeurtenissen die allemaal met bomen te maken hebben. Die
verhalen willen we graag verzamelen (zie kader) voor het Grote Groninger
Bomenboek dat in 2025 verschijnt.
Bijzondere Groninger bomen – al of niet
verdwenen – zijn er veel. Volgens het Landelijk Register van Monumentale Bomen
van de Bomenstichting staan er alleen al in de oude binnenstad een kleine
twintig, inclusief de vroegere Hortus.
Soms kom je ze ook in de buitenwijken
tegen. Zoals een zomereik en een singel van lindes aan de Noorddijkerweg, aan de
oostrand van Lewenborg die natuurkenner Koos Dijksterhuis me laat zien. Even
verderop toont hij de ‘tunnel’ van hoge, majestueuze Italiaanse populieren langs
‘de stadsweg’, het fietspad Kardingermaar.
„Hier maakt de zwarte specht zijn
holen”, zegt hij en wijst op de flinke gaten in de populierenbast. „En als hij
z’n holletje zat is, gaan anderen erin wonen.” Die anderen kunnen bosuilen zijn,
andere spechtensoorten of zelfs boommarters. „Hij is een beetje de bouwvakker
van het bos”, vat Dijksterhuis samen.
LOUIS LEROY
Bijna 40 jaar woonde
de bioloog en schrijver van boeken en columns (Trouw ) in de nabijgelegen wijk
Lewenborg. Daar zag hij midden in de wijk een bos verrijzen, dat geheel volgens
de principes van de befaamde landschapsarchitect Louis LeRoy werd aangelegd.
Namelijk met veel hoogteverschillen, gestapelde stenen en zo onderhoudsvrij
mogelijk. Gevolg: een soort Gronings oerwoud, dat we betreden via een houten
hekje.
Na een paar meter in het LeRoy-bos raak je het besef kwijt dat je in
een woonwijk bent. In plaats daarvan komt het gevoel dat je eigenlijk een witte
tropenhelm op je hoofd moet hebben en een klewang in je hand.
Al slingerend
loop je langs dichtbegroeide bosschages, stilstaande poelen, bamboebosjes,
geheime samenkomstplekken (met achtergelaten fauteuil) en wonderlijke
steenstapelingen, die zo uit een Indiana Jones-film lijken te zijn gekomen.
Vogelgeluiden, wegschietende visjes in het water, gesnuif van een egel. „Niet
slecht voor een 40 jaar oud bos, hè.”
ZWARTE MOERBEI UIT 1780
Wie
interesse heeft voor bijzondere bomen, boomplekken en zelfs bossen hoeft niet
naar Drenthe, Frankrijk, Duitsland of oerbossen in Polen. Ook in een stad als
Groningen is genoeg bijzonders te vinden.
Neem een zwarte moerbei uit 1780,
achter het Letterengebouw van de RUG in de Oude Boteringestraat. „De toenmalige
bewoonster wilde graag een moerbei in haar tuin, als herinnering aan haar jeugd
in Zeeland”, vertelt Bert Plaat van de Bomenstichting. „Toentertijd waren
moerbeien een unicum in Noord-Nederland. De boom heeft nu dus een hoge leeftijd,
hij wordt staande gehouden door een staalconstructie.”
Probleem is alleen dat
we op deze zaterdag de portier niet kunnen bereiken: niet bij de voor- en niet
bij de achterdeur. Geen nood, zegt een jonge blonde boomverzorger, en klimt met
soepele bewegingen over het spijlenhek en laat ons binnen.
En daar staat de
bijna 250 jaar oude boom in volle glorie. Een boom die begon tegen het einde van
het bestaan van de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden, die de Franse tijd
meemaakte, die Wereldoorlogen doorstond en de plaatselijke FC keer op keer zag
herrijzen. „Als zo’n boom kon praten ...”
En de vijg? Na een dik half uur
rondfietsen tref ik eindelijk de bijenkasten aan de noordoostrand van de
vroegere vloeivelden van de Suikerunie, waaromheen meerdere vijgenbomen staan.
Allemaal lijken ze een beetje aan de kleine kant om ‘legendarisch’ te worden
genoemd. Goed, een draagt al vruchten, maar de zoektocht is dus nog niet
afgelopen. Nog lang
niet.
https://krant.dvhn.nl/titles/dvhn/5288/publications/16249/articles/2100236/80/1
Geen opmerkingen:
Een reactie posten