Ab Visser weer terug

Waarom geef ik eigenlijk Ab Visser Biografie uit? Voor mij persoonlijk was dat wel duidelijk: eind jaren '70 leerde ik de literatuur kennen en dat kwam mede dankzij de krant die we in Friesland lazen waar Ab Visser wekelijks op aanstekelijke wijze boeken recenseerde. En bovendien: het levensverhaal van Ab Visser bevat ook tal van opmerkelijke anekdotes, zeker als die zo lezenswaardig op papier zijn gezet zoals Michiel van Diggelen heeft gedaan.

Maar de vraag waarom ik dit uitgeef kwam wel weer even terug toen de resultaten van de inkoopbeurzen bekend werden. Slechts tien (!) boekhandels in heel Nederland bestelden dit boek. Dat is treurig. We hebben immers een Wet op de Vaste Boekenprijs en die is er nou juist voor om ook dit soort moeilijkere boeken een kans te geven. Zou je denken.

Inmiddels zijn we twee maanden verder. Ab Visser Biografie is buitengewoon enthousiast onthaald. Dagblad van het Noorden, Leeuwarder Courant, NRC Handelsblad (weliswaar wel heel kort), de Volkskrant, Tubentia, Het Parool en Trouw publiceerden er tot nu toe over en op internet staat ook een aantal prachtrecensies (zie maar bij de Contrabas en bij Teunis Bunt) Gelukkig maakten die recensies het publiek nieuwsgierig. Inmiddels is het boek door een kleine vijftig boekhandels besteld (en door een paar van die eerste bestellers bijbesteld). En wat belangrijker is: Ab Visser staat weer helemaal op de kaart.

Ook van privélezers ontvingen we een aantal enthousiaste reacties. Mensen als Wim Zaal en Wim Hazeu schreven zeer positieve dingen over zowel de inhoud als de uitvoering van het boek. Dit vergoelijkt een beetje het verdriet dat de biograaf heeft over het gedrag van de weduwe. Zij is niet alleen mokkig, ze schrijft ook nog eens boze mails aan eenieder die aan het boek meewerkte.


Dat Ab Visser weer leeft als schrijver blijkt ook wel uit onderstaande analyse die we ontvingen van een docent Nederlands.



Nocturne


De avond heeft niets lieflijks in dit land;
het licht vergloeit als in ontstoken ogen,
de lucht weegt grauw en bitter als nat zand
op bomen in de noordenwind gebogen.

’t Cholerisch bruisen in de naakte kruinen
vervult nachtlang, naargeestig en alom
de schemering en in verkleurde tuinen
waart regen, ijzig, als een ziekte om.

En ik, geslachtenlang hiermee verbonden,
toch tot geen vereenzelviging in staat,
ga langzaam aan de somberheid te gronde
en aan een pijn, waarvoor geen naam bestaat.

Ab Visser 1913-1982


Ab Visser staat bekend als een veelschrijver. Naar eigen zeggen had hij meer dan zeventig uitgaven op zijn naam staan en dat is voor een Nederlandse auteur niet gering. Hij schreef van alles: gedichten, romans, jeugdboeken, griezelverhalen, kritieken, vertalingen en – hoewel hij daar een hekel aan had – zelfs hier en daar een toneelstuk. Of zijn gezwoeg onder de zon achteraf gezien veel zin heeft gehad, is de vraag. Van zijn werk wordt niets meer gedrukt en in de gewone boekhandel is het ook niet meer leverbaar. Antiquarisch is veel voorhanden en op boekenmarkten ligt zijn werk te midden van vergeelde, beduimelde en bevlekte uitgaven van lang vervlogen en vergeten auteurs. Duur is het niet. Er gaan zeker drie Vissers in een tientje.

Nog geen veertien dagen geleden is er een biografie van hem uitgekomen geschreven door Michiel van Diggelen. Ook die is een lijvig werk geworden met meer dan 450 pagina’s. Of de biografie zorgt voor een opleving van Vissers populariteit, is de vraag. De lezer heeft nooit ongelijk en als de lezer zijn werk al dertig jaar niet meer koopt, zal een biografie daar weinig aan veranderen. Echt slecht zal hij trouwens niet geweest zijn. Collega’s waren vaak positief en dat gold zeker voor zijn gedichten. Het bovenstaande gedicht komt in een iets andere zetting voor in de eerder genoemde biografie. Iets anders, omdat in een bandopname Ab Visser zelf het gedicht voordraagt en in regel drie hij niet het zand leest maar nat zand, wat bij nadere beschouwing inderdaad zowel formeel als inhoudelijk veel beter is. Ook de hoofdletter waarmee noordenwind in regel 4 begint, heb ik, misschien wel tegen alle regels in, weggelaten; die hoofdletter is niet alleen zinloos maar gewoon fout. En zo wordt dertig later nog gesold met ’s mans nalatenschap.

Nocturne komt van notte, It.voor nacht (latijn nox), nachtlied dus. En nacht is het in het gedicht. Zwaar, zwart, treurig en zonder enig perspectief. Zo vergaat het de schrijver maar ook de lezer die zich verdiept in het gedicht van Visser. Visser zelf had geen gemakkelijk leven. Hij leed aan de tegenwoordig goed te behandelen ziekte van Bechterev, een kwaal die destijds zijn ruggengraat zodanig aantastte dat Visser op het einde van zijn leven helemaal was krom gegroeid. De ziekte ging gepaard met helse pijnen. Van dit gedicht wordt vermeld dat hij het na een ziekenhuisopname in der haast zou hebben geschreven. Dat pleit voor de interpretatie dat de lyrische ik in het gedicht overeenkomt met de dichter zelf. Ook dit past bij Visser die zoals de biografie vermeldt, veelal autofictief werk schreef. Inhoudelijk levert het gedicht weinig problemen op; de klamme donkerte van Hollands nachten verbindt de dichter met zijn eigen hopeloze toestand: een kwaal waarvoor geen naam bestaat. De tekst puilt uit van woorden met een negatieve connotatie: ontstoken, grauw, bitter, nat zand, cholerisch (van cholera is heftig, opvliegend), ijzig en ga zo maar door. De sombere avond van de eerste strofe wordt versterkt door de naargeestige wind die waait door de natte toppen van de bomen. De schemering heeft de tuinen reeds zwart gekleurd. Visser heeft kennelijk even naar buiten gekeken hoe het precies zit met kleurverandering, maar misschien had hij voor zijn humeur beter binnen kunnen blijven. Het laatste kwatrijn bevat de climax van Vissers ellende: hoewel hij door zijn (Friese) wortels al eeuwenlang verbonden is met dit treurige tafereel kan hij zich er niet mee identificeren, hetgeen misschien wel de enige zwakke plek is in dit gedicht: treurigheid leek hem juist op het lijf geschreven.

De vorm van het gedicht is vrij traditioneel: drie kwatrijnen regelmatig opgebouwd. Voor de tijd waarin het werd geschreven eerder ouderwets dan vernieuwend. Technisch is er verder weinig mis met het gedicht: de eindrijmen zijn hier en daar wat zwak (alom/ om en staat/ bestaat) maar dat is een kleinigheid. De (weinige) alliteraties zijn prima (bitter, bomen, gebogen bijvoorbeeld) terwijl de assonanties zelfs uitstekend zijn. Ik noem: nat zand, bomen noordenwind gebogen, somberheid gronde, en naam bestaat. De assonantie maakt het gedicht tot een klankeenheid en houdt de versregels bij elkaar. Het is het rijm dat het gedicht qua vorm doet uitsteken boven de middelmaat. Dat is ook van toepassing op de gebruikte beeldspraak (als ontstoken ogen, als nat zand en licht dat vergloeit (!); de metaforen zijn allemaal even fraai verwoord. De synesthesie van regel 3 (de lucht die grauw en bitter weegt) kunnen we meenemen als een subtiel presentje voor de betere lezer: passend en tegelijkertijd fraai. Nee, qua vorm is er niks mis met het gedicht.

Is dit fraaie lyriek? Ik vind van wel. Wie wil ploeteren naar diep in de versregels verborgen schatten, moet een andere dichter kiezen. Hoe poëtisch ook, Visser hoeft niet op de pijnbank voordat hij zijn diepste roerselen prijsgeeft. De lezer heeft het gemakkelijk met hem: het woordenboek is nauwelijks nodig en het lexicon van de Nederlandse poëzieanalyse kan in de kast blijven. Een paar minuten surfen op het internet verschaft voldoende informatie voor een aangename kennismaking met een dichter die weliswaar de tand des tijds niet heeft doorstaan, maar met wie een verlate ontmoeting zeker geen sombere avond heeft opgeleverd.

(Voorbeeldanalyse ten behoeve van VWO 6 door W.M.R. van der Lei, docent Nederlands aan het Christelijk College Groevenbeek te Ermelo.)

(In de tekst is aangegeven welke bronnen zijn gebruikt.)


Update:
Op het weblog Tzum regeerde de weduwe Ab Visser op de berichtgeving, waarna biograaf Michiel van Diggelen voor eens en voor altijd de zaken eens precies uiteenzette. Lees het hier.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten